Normenlijst hygiënerichtlijn

In dit document vindt je een opsomming van alle normen uit de hygiënerichtlijn voor kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang. De paragraafnummering komt overeen met de nummering in de richtlijn. Je kunt deze normenlijst gebruiken om een checklist te maken die past bij jouw situatie. Let wel, de normen dienen inhoudelijk hetzelfde te blijven om te voldoen aan de hygiënerichtlijn.

De laatste versie (in Word) is hier te vinden.

1                     Toelichting

In dit document vindt u een opsomming van alle normen uit de hygiënerichtlijn voor kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang. De paragraafnummering komt overeen met de nummering in de richtlijn. U kunt deze normenlijst gebruiken om een checklist te maken die past bij uw situatie. Let wel, de normen dienen inhoudelijk hetzelfde te blijven om te voldoen aan de hygiënerichtlijn. Als normen niet van toepassing zijn, dan kunt u dat in de lijst aangeven door bijvoorbeeld ‘n.v.t.’ als optie toe te voegen. Wanneer geen normen zijn opgenomen in de paragraaf dan staat achter de Paragraaftitel: “Geen normen van toepassing”.

2                     Infectieziekten

Geen normen van toepassing.

3                     Persoonlijke hygiëne

3.1                 Handhygiëne

Was handen vóór: het bereiden of aanraken van het eten en flesvoeding;het eten of helpen bij het eten;het verzorgen van een wond;het aanbrengen van crème of zalf.
Was handen na: het bezoek aan het toilet;het verschonen van een luier;het afvegen van de billen van een kind;het contact met lichaamsvocht zoals speeksel, braaksel, ontlasting, wondvocht of bloed;het verzorgen van een wond;bij zichtbaar of voelbaar vuile handen;het hoesten, niezen of het snuiten van de neus (ook bij gebruik van een zakdoek);het buitenspelen;het contact met vuil textiel, afval of de afvalbak;het schoonmaken;het uittrekken van handschoenen.
Draag geen sieraden bij risicovolle handelingen zoals het verschonen van een luier, wondverzorging, eten bereiden etc.
Houd de nagels kort en schoon.
Draag geen nagellak (schilfers) en/of kunstnagels.

3.2                 Hoesten en niezen

Hoest of nies in een papieren zakdoek, of aan de binnenkant van de elleboog, of anders in de mouwen.
Gooi papieren zakdoeken na gebruik meteen weg. Pas een goede handhygiëne toe

3.3                 Tanden poetsen

Geef ieder kind zijn eigen borstel waarop de naam van het kind staat.
Plaats de tandenborstels in een schone beker of houder en berg ze los van elkaar op.

3.4                 Hygiëne tijdens het verschonen

Plaats de verschoonplaats in de buurt van een kraan met zeep en papieren doekjes, maar gescheiden van de voedselbereidingsplek.
Verschoon kinderen op een verschoonkussen van glad en afwasbaar materiaal dat met water en allesreiniger schoon te maken is.
Vervang het verschoonkussen direct als het beschadigd is.
Gebruik handdoeken als bescherming en vervang deze na elk kind en maak het kussen schoon bij zichtbare vervuiling of gebruik geen handdoek, maar maak schoon na elke verschoning.
Gooi de gebruikte luier na het verschonen direct in een luieremmer of in een afgesloten afvalemmer (met voetpedaal).

3.5                 Toiletgebruik

Houdt u zich aan de instructies voor het handen wassen; zie bijlage 1.
Als u op uw kindercentrum ervoor kiest om potjes te gebruiken, dan gelden de volgende normen: Reinig meteen na gebruik het potje met water en allesreiniger. Berg het potje droog op.Gebruik een aparte borstel voor het reinigen van de potjes.

4                     Schoonmaken en desinfecteren

4.1                 Schoonmaken

Maak schoon van ‘schoon’ naar ‘vuil’ en van ‘hoog’ naar ‘laag’.
Meubels en voorwerpen maakt u schoon met een allesreiniger van een huishoudelijk schoonmaakmiddel, of gebruik microvezeldoekjes.
Gebruik schoonmaakmiddelen volgens de instructie op de verpakking.
Ververs zichtbaar vies sop direct.
Maak schoonmaakmaterialen na gebruik schoon.
Maak de vloer schoon met een schone dweil of een mop.
Gebruik altijd schone doeken, wissers, en wegwerpsponzen.
Was doeken op 60°C en laat ze aan de lucht drogen.
Meng water met allesreiniger in een fles of plantenspuit voor het schoonmaken van een verschoonkussen. Zorg dat de plantenspuit niet op vernevelstand staat en maak deze iedere dag leeg en schoon.
Vervang het filter van de stofzuiger volgens de fabrieksvoorschriften.
Zuig de ruimtes als er geen kinderen zijn.
Zet de ramen open tijdens het stofzuigen.
Gebruik als er geen stofzuiger is geen bezem maar een stofwisser. Een bezem maakt dat het stof zich juist verspreidt.

4.2                 Microvezeldoekjes

Volg de instructie voor het juiste gebruik van microvezeldoekjes in bijlage 3.

4.3                 Desinfecteren

 Desinfectiemiddelen
Desinfecteer alleen met middelen die zijn toegelaten door het Ctgb; deze zijn opgenomen in de lijst ‘toegelaten middelen’ van het Ctgb.
Gebruik desinfectiemiddelen alleen na overleg met de GGD als er een ziekte heerst.
 Desinfectiemethode
Let op: desinfecteer alleen als er éérst is schoongemaakt. Desinfecterende middelen werken onvoldoende als iets nog vuil is.
Desinfecteer een oppervlakte, zoals een verschoonkussen of voorwerpen, met een middel toegelaten door het Ctgb als er bloed of een andere lichaamsvloeistof met zichtbare bloedsporen op zit.
Volg de juiste gebruiksaanwijzing van het desinfectiemiddel op.
Laat wat gedesinfecteerd is goed drogen aan de lucht.
Draag bij het desinfecteren altijd handschoenen van nitril of latex die voldoen aan de NEN-normen en was de handen na afloop met water en zeep.

4.4                 Afvalverwerking

Leeg afvalemmers minstens één keer per dag. Sluit de zakken goed en bewaar ze in gesloten rolcontainers. Stal deze containers niet in een ruimte waar ook schone materialen staan opgeslagen.
Verzamel etensresten direct na het gebruik van maaltijden in afsluitbare afvalbakken.
Houd de opslagplaats schoon, zodat er geen ratten of andere ongewenste dieren op afkomen. Plaats geen afval naast afvalcontainers. Houd containers gesloten en zorg dat het afval minimaal één keer per week en vóórdat een container vol is wordt opgehaald.

5                     Bouw en inrichting

5.1                 Algemene eisen

Maak wanden en vloeren van een glad materiaal dat goed te reinigen is.
Zorg voor goede verlichting om bij schoon te maken.
Richt ruimtes zo in dat schoonmakers overal bij kunnen. Voorkom moeilijk bereikbare hoeken en oppervlakken.
Zorg dat er, indien nodig, op iedere plek waar handelingen met injectienaalden (zoals insulinepen) of andere scherpe voorwerpen worden verricht, naaldcontainers met een UN-keurmerk zijn.

5.2                 Toiletten

Zorg dat de vloeren en de wanden tot minimaal 1,50 meter hoogte geen vocht kunnen opnemen en gemakkelijk schoon te maken zijn. Het materiaal op de rest van de wanden en het plafond moet goed bestand zijn tegen water en waterdamp.
Zorg voor een wastafel met stromend water, een zeepdispenser en bij voorkeur papieren handdoeken of anders een stoffen handdoek en vervang deze minimaal ieder dagdeel.
Plaats toiletten en wasbakken op kind hoogte of plaats een opstapmogelijkheid zoals een trapje en een wc-brilverkleiner.
Zorg dat de deuren goed schoon te maken zijn.
Plaats speciale containers voor maandverband en tampons in de toiletten voor de beroepskrachten.
Vervang beschadigde toiletten direct.

5.3                 Douche- en badruimtes

Zorg dat de vloer en de wanden van douches tot minimaal 1,70 meter hoogte geen vocht kunnen opnemen en gemakkelijk schoon te maken zijn. Het materiaal op de rest van de wanden en het plafond moet goed bestand zijn tegen water en waterdamp.
Plaats een afneembaar rooster met een stankafsluiter op het afvoerputje.
Zorg dat deuren goed schoon te maken zijn.
Plaats een zeepdispenser in de ruimte.

5.4                 Opslag schoonmaakmaterialen

Maak een ophangsysteem zodat bezems, trekkers en andere materialen niet op de grond staan.
Plaats een uitstortgootsteen waar vuil water wordt ververst en materialen gemakkelijk kunnen worden schoongemaakt.
Plaats gevaarlijke schoonmaakmiddelen, zoals ammoniak, in lekbakken. Zorg dat kinderen er niet bij kunnen.
Verwijder etiketten niet van de schoonmaakproducten.

6                     Voedselveiligheid

6.1                 Basisprincipes van voedselveiligheid

Geen normen van toepassing.

6.2                 Hygiënecode

Werk volgens de ‘Hygiënecode voor kleine instellingen of gebruik een andere goed gekeurde Hygiënecode. De code moet alle werkzaamheden beschrijven.
Zorg dat iedereen die betrokken is bij voedselprocessen volgens de Hygiënecode werkt.

6.3                 Zuigelingenvoeding

 Aangemaakte flesvoeding
Accepteer alleen flesvoeding die in poedervorm wordt aangeleverd, in afgepaste hoeveelheden.
Bewaar aangemaakte flesvoeding bij 4ºC. Als aan het einde van de dag nog voeding over is deze weggooien.
Bewaar de fles niet in de koelkastdeur omdat de temperatuur in de deur niet altijd hetzelfde is. 
Aangemaakte flesvoeding mag maximaal 1 uur buiten de koelkast blijven.
Bewaar de poedervormige zuigelingenvoeding in blik op een droge en koele plek.
 Moedermelk
Geef ouders instructie over de behandeling van afgekolfde moedermelk. De moedermelk moet van huis naar het kindercentrum gekoeld overgebracht worden in bijvoorbeeld een koeltas of koelbox.
Bewaar moedermelk in de koelkast op 4°C en gebruik deze op dag van aanleveren of vries deze in (maximaal 48 uur na afkolven). Moedermelk kan twee weken in de gewone vriezer goed blijven en drie maanden bij -18°C.
Ontdooi bevroren moedermelk altijd in de koelkast. Vries moedermelk nooit twee keer in.
Schrijf de datum en tijdstip van ontdooien op de fles (wanneer de fles uit de vriezer wordt gehaald). Gebruik ontdooide moedermelk binnen 24 uur.
 Bereiding van zuigelingenvoeding
Maak zuigelingenvoeding klaar op een plek die strikt gescheiden is van de verschoonplek. Uit een kraan die gebruikt wordt voor handen wassen en het verschonen van kinderen mag géén water getapt worden voor zuigelingenvoeding.
Gebruik flessen die u goed kunt schoonmaken: met een wijde opening en glad van binnen. 
Gebruik flessen met duidelijke maatverdeling.
De flessen en spenen zijn kind gebonden.
Schud de fles goed na het opwarmen en controleer de temperatuur op de pols.
 Reinigen van de flessen en (fop)spenen
Gebruik flessen en spenen die door middel van koken in water op het vuur (thermisch) schoon gemaakt kunnen worden.
Spoel flessen en spenen direct na gebruik eerst om met koud water om bacteriegroei te stoppen.
Maak fopspenen schoon, in bijvoorbeeld de vaatwasser, als deze vervuild zijn.
Kook fopspenen minstens één keer per week uit.
Haal de spenen van een fles los van de ring en stop deze met de flessen in de vaatwasser op normaal programma of maak de flessen en spenen schoon met afwasmiddel, heet water en een speciale afwasborstel, als er geen vaatwasser is.
Spoel altijd goed om na het wassen en laat spenen en flessen omgekeerd drogen.
Bewaar schone flessen en spenen op een schone en droge doek of flessenrek.

7                     Geneesmiddelenverstrekking en medisch handelen

7.1                 Geneesmiddelenverstrekking op verzoek

Stel een ‘overeenkomst gebruik geneesmiddelen’ schriftelijk vast waarin met de ouder(s) het volgende is afgesproken: om welk medicijn het gaat;het gebruik en dosering van het medicijn;wanneer en hoe vaak het toegediend moet worden;hoe lang het medicijn bewaard kan worden en hoe (volgens verpakking).
Neem alleen medicijnen aan in de originele verpakking.
Laat de ouders een nieuw medicijn altijd eerst thuis gebruiken.
Lees goed de bijsluiter zodat u weet wat de bijwerkingen kunnen zijn.
Noteer hoe en hoe vaak het medicijn moet worden gegeven.
Houd een aftekenlijst bij wanneer het kind het medicijn heeft gehad.
Controleer de houdbaarheidsdatum altijd van te voren.
Bewaar het medicijn zoals beschreven op de verpakking.
Stel een calamiteitenplan op voor ongevallen met gezondheid en medicijnen.

7.2                 Thermometer

Gebruik thermometerhoesjes.
Maak de thermometer na elk gebruik schoon met water en zeep.
Desinfecteer de thermometer, na het schoonmaken, met een middel toegelaten door het Ctgb.

7.3                 Huid- en wondverzorging

Was de handen voor en na de wond- of huidverzorging.
Gebruik een spatel als u crème uit een pot schept.
Spoel het wondje schoon met water.
Dep pus of wondvocht met bijvoorbeeld een steriel gaasje.
Dek het wondje af met een pleister of verband.
Verwissel de pleister of verband om het wondje of huid schoon te houden.

7.4                 Risico van bloed

Deel geen tandenborstels, nagelschaartjes of vijlen.
Draag wegwerphandschoenen van latex of nitril die voldoen aan de NEN-normen en voorzien zijn van het CE-logo bij het aanraken of opruimen van bloed.
Gooi de wegwerphandschoenen direct na gebruik weg en was de handen met water en zeep.
Was textiel met bloed op 60°C, of op een temperatuur van 40°C tot 60°C én droog in de droogtrommel (minimale stand kastdroog) of strijk (minimale stand medium=2 stippen) het textiel.
Verwijder bloed met papier, schoon water en allesreiniger. Droog daarna het oppervlak en desinfecteer met een middel toegelaten door het Ctgb. Laat drogen aan de lucht.

7.5                 Risico van bijten

Laat het wondje goed door bloeden.
Spoel de wond met water of fysiologisch zout.
Desinfecteer de wond met goedgekeurd wond-desinfectiemiddel met een RVG-nummer.
Dek het wondje af met een pleister.
Was de handen met water en zeep.
Bel direct daarna een huisarts of de GGD voor meer informatie over het risico.

8                     Speel- en zwemgelegenheden

8.1                 Zandbakken en zandwatertafels

 Zandbakken
Bedek de zandbak met een vochtdoorlatende dekking.
Controleer het zand op vuil voor het spelen en maak zo nodig schoon.
Schep uitwerpselen van honden en katten met ruim zand eromheen uit.
Verschoon het zand wanneer er uitwerpselen van honden of katten in liggen, die er mogelijk langer dan drie weken in hebben gelegen.
Laat kinderen niet eten of drinken in de zandbak.
Veeg het zand goed af van de kleding.
Was de handen van de kinderen na het spelen in de zandbak.
 Zandwatertafels
Vernieuw het zand minimaal vier keer per jaar.
Houd de omgeving van de zandwatertafel schoon.
Laat de kinderen niet eten of drinken bij de zandwatertafel.
Was de handen van de kinderen na het spelen.

8.2                 Buitenzwembadje

Controleer of het bad schoon is voordat u dit vult met water.
Vul het bad elke dag met drinkwater.
Ververs het water direct zodra het zichtbaar vervuild is.
Gebruik alleen speelgoed wat tegen water kan zoals kunststof of roestvrijstaal.
Maak bad speelgoed schoon na gebruik.
Zorg ervoor dat er geen dieren in het water kunnen komen.
Maak het zwembadje schoon na ieder gebruik.
Meld het zwembad volgens de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (Whvbz) als deze het hele jaar door op het centrum staat.

9                     (Huis)dieren, ongewenste dieren en agrarisch verblijf

9.1                 Dierplaagbeheersing

Beheers ongewenste dieren op uw locatie volgens de IPM-benadering. Schakel zo nodig hulp in van een dierplaagbeheerser die volgens deze methode werkt.
Stel een dierplaagbeheersplan op.
Evalueer minimaal jaarlijks of de maatregelen uit uw dierplaagbeheersplan nog worden uitgevoerd en effectief zijn.
Houd de getroffen maatregelen bij in een logboek.
Gebruik zelf geen bestrijdingsmiddelen, maar schakel bij overlast een deskundige dierplaagbeheerser in.

9.2                 Wespen en bijen

Laat kinderen buiten geen voedsel eten of drinken wat wespen en/of bijen aantrekt.
Maak plakkerige handen en monden schoon voor het naar buiten gaan.
Neem altijd een pincet en speciaal spuitje mee tegen steken. Als het kind wordt gestoken verwijder de angel direct en zuig het gif weg met het speciale spuitje.

9.3                 Teken

Draag in het bos of natuur altijd kleding met lange mouwen en broekspijpen (de broekspijpen in de sokken).
Controleer kinderen op tekenbeten na een uitstapje.
Verwijder met het tekenpincet de teek zo snel mogelijk en desinfecteer het wondje na de beet. Noteer de datum en de plek van de beet.

9.4                 Agrarische kinderopvang

 Hygiënisch werken
Ruim de dierenmest dagelijks op.
Laat kinderen niet in de buurt komen van de mest.
Houd de mestopslagplaats ver van de speelruimtes.
Gebruik aparte kruiwagens voor de mest.
Ruim altijd de mest op waar kinderen komen.
Houd de dieren buiten de speeltuinen.
Ververs en reinig de drinkbakken van de dieren elke dag.
Plaats een fonteintje met zeep en papieren handdoeken in de buurt van dierenverblijven, zodat iedereen zijn handen kan wassen.
 Persoonlijke hygiëne kinderen en beroepskrachten
Geef elk kind een eigen overall met naam.
Trek de overalls buiten de groepsruimte uit en hang ze apart op.
Was de overalls elke week (of bij zichtbaar vuil) op 60 °C, of op een temperatuur van 40°C tot 60°C én droog in de droogtrommel (minimale stand kastdroog) of strijk (minimale stand medium =2 stippen) het textiel.
Trek rubberlaarzen aan bij een bezoek aan dierenverblijven.
Trek de laarzen buiten de groepsruimte uit, bij voorkeur in een apart halletje.
Poets laarzen schoon met een borstel of spuit ze schoon boven een putje.
Bewaar laarzen niet samen met schoenen.
Eet en drink niet bij dieren.
Drink geen rauwe melk.
Houd kinderen weg van zieke dieren of dieren die aan het bevallen zijn.
Neem geen speelgoed, knuffels, flessen of spenen mee naar het dierenverblijf.
 Omgang met dieren
Alle dieren moeten ingeënt zijn tegen ziekten.
Leer de kinderen hoe zij moeten omgaan met dieren, om aanvallen, bijten of krabben te voorkomen.
Laat kinderen nooit alleen met dieren.
Laat kinderen dieren niet kussen.
Houd kinderen weg bij dierenvoer.
Houd kinderen weg bij kattenbakken.
Zwangere vrouwen mogen kattenbakken niet verschonen.
Was na dierencontact de handen goed met water en zeep.

Bron : RIVM