Waarom kinderopvang geen publieke voorziening is zoals het basisonderwijs
Steeds vaker wordt in politiek en media gepleit om de kinderopvang te veranderen in een volledig publieke voorziening, net als het basisonderwijs. Het idee klinkt aantrekkelijk: gratis kinderopvang, gelijk voor iedereen. Maar wie verder kijkt, ziet dat kinderopvang en onderwijs op fundamenteel verschillende manieren zijn ingericht. En dat die verschillen er niet voor niets zijn.
Waarom een klaslokaal vaak niet gebruikt mag worden als BSO-ruimte
Hoewel een klaslokaal in een basisschool op het eerste gezicht geschikt lijkt voor opvang na schooltijd, is het gebruik ervan als BSO-ruimte aan veel strengere eisen gebonden. Hieronder de belangrijkste redenen, met verwijzingen naar de geldende wettelijke bepalingen.
1. Minimale binnenruimte per kind
Artikel 7, Besluit kwaliteit kinderopvang
“Voor elk opgevangen kind is ten minste 3,5 m² aan speelruimte binnen beschikbaar.”
- In het onderwijs bestaat géén wettelijk minimum voor ruimte per leerling.
2. Inrichtingseisen van de ruimte
Artikel 9 en 11, Besluit kwaliteit kinderopvang
- De binnenruimte moet passend zijn ingericht voor activiteiten, rust, spel, sociale interactie en ontspanning.
- Er moet voldoende meubilair, spelmateriaal en een huiselijke sfeer zijn – geen standaard leeromgeving.
3. Toegang tot toiletten en sanitair
Artikel 13, Besluit kwaliteit kinderopvang
“Voor de kinderen zijn toiletten beschikbaar die geschikt zijn voor hun leeftijd en ontwikkeling, en eenvoudig bereikbaar vanuit de speelruimte.”
- Toiletten in schoolgebouwen bevinden zich vaak in een andere gang of verdieping en voldoen dan niet aan deze eis.
4. Toegang tot buitenspeelruimte
Artikel 8, Besluit kwaliteit kinderopvang
“Er is een buitenspeelruimte aanwezig, veilig bereikbaar en ingericht op de leeftijd van de kinderen.”
- De buitenruimte moet goed afsluitbaar zijn en onder toezicht staan.
- Bij scholen is dit vaak een gedeeld plein zonder aparte toegang of toezichtstructuur voor de BSO.
5. Pedagogisch medewerker-kindratio (BKR)
Artikel 4, Regeling kwaliteit kinderopvang
Voor BSO: 1 PM’er per (circa) 10 kinderen van 4 t/m 12 jaar.
- In het onderwijs is er geen formele ratio. Een leerkracht voor 28 leerlingen is heel gebruikelijk.
- BSO moet altijd aantonen dat de juiste bezetting op basis van aanwezig aantal kinderen is gerealiseerd.
6. Toezicht en toezichtbaarheid
Artikel 12, Besluit kwaliteit kinderopvang
“Er wordt zodanig toezicht gehouden dat de veiligheid en het welzijn van de kinderen wordt gewaarborgd.”
- PM’ers moeten constant toezicht kunnen houden op kinderen en ingangen. Klaslokalen zijn hier qua indeling en zichtlijnen niet standaard op ingericht.
7. Veiligheid, brandveiligheid en ventilatie
Artikel 15 en 16, Besluit kwaliteit kinderopvang
- Eisen voor ventilatie, temperatuur en luchtvochtigheid.
- Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid verplicht (RI&E).
- Brandveiligheidsvoorzieningen moeten passend en aantoonbaar zijn (vluchtroutes, blusmiddelen, etc.).
Een klaslokaal is dus zelden automatisch geschikt als BSO-ruimte. Er moet niet alleen gekeken worden naar “ruimte is ruimte”, maar naar alle wettelijke eisen die hiervoor gelden.
Strenger toezicht voor kinderopvang
De verschillen in controle en toezicht zijn minstens zo opvallend. Waar kinderopvang jaarlijks wordt gecontroleerd, is dat in het onderwijs veel minder vaak het geval en wordt de norm niet eens gehaald.
Aspect | Kinderopvang (KDV/BSO) | Basisonderwijs (Primair onderwijs) |
Wettelijk kader | Wet Kinderopvang & Besluit kwaliteit kinderopvang | Wet op het primair onderwijs (WPO) |
Toezichthouder | GGD in opdracht van gemeente | Inspectie van het Onderwijs |
Aantal locaties (2024) | ± 17.500 locaties | ± 6.200 scholen |
Inspectiefrequentie (wet) | Minimaal jaarlijks, fysiek, vaak onaangekondigd | Eens per 4 jaar, bij voldoende kwaliteit |
Inspecties per jaar (praktijk) | Vrijwel alle locaties jaarlijks bezocht | Wordt bij lange na niet gehaald, sommige scholen zijn zelfs al tien jaar niet fysiek bezocht door de inspectie |
Inspectievorm | Altijd fysiek op locatie | Steeds vaker op afstand of via dossieronderzoek |
Ruimte per kind/leerling | Minimaal 3,5 m² per kind | Geen norm; praktijk: 2–2,5 m² per leerling |
Buitenspeelruimte verplicht? | Ja, veilig bereikbaar en beschikbaar | Ja, zonder specifieke eisen |
Begeleidingsratio | 1 PM’er per (circa) 10 kinderen (BSO) | Geen officiële ratio; 25–30 kinderen per leerkracht is gangbaar |
Veiligheid & hygiëne | Verplichte RI&E, BHV, ventilatie-eisen, toezicht op speelvoorzieningen | RI&E verplicht, maar minder controle; verantwoordelijkheid bij schoolbestuur |
Inspectierapport openbaar? | Ja – via Landelijk Register Kinderopvang | Ja – via Scholenopdekaart.nl |
Onderhoud gebouwen | Regelmatig geïnspecteerd; zware eisen aan veiligheid en inrichting | Verantwoordelijkheid schoolbesturen, vaak sprake van achterstallig onderhoud |
Financiering & eigenaarschap | Ouders + overheid, veelal private aanbieders | 100% overheid, vaak eigen gebouwen |
Wie eigenaar is, bepaalt het toezicht
Wat opvalt: wanneer de overheid zelf eigenaar is van een voorziening, is het toezicht en de handhaving vaak minder streng dan bij particuliere aanbieders.
- Neem het basisonderwijs: schoolgebouwen zijn eigendom van de overheid of publiekrechtelijke instellingen. Achterstallig onderhoud is wijdverspreid — denk aan slecht geïsoleerde lokalen, verouderde ventilatie of ontbrekende speelvoorzieningen.
- Of kijk naar Holland Casino: ook een overheidsbedrijf, waar toezichthouders opvallend terughoudend zijn ten opzichte van exploitatievoorwaarden en handhaving. (iemand kan in Holland Casino aanzienlijk méér verliezen achter een gokkast dan bij een private aanbieder zoals een speelhal of horecagelegenheid)
De kinderopvang daarentegen; die grotendeels in handen is van private organisaties; moet aan striktere eisen voldoen. Jaarlijks inspectie, gedetailleerde rapportages, directe verantwoording.
Wil de overheid kinderopvang echt volledig overnemen en publiek maken? Dan zal zij eerst moeten investeren in:
- Gelijkwaardige inspectie-infrastructuur
- Gebouwen op normniveau brengen
- Volledige dekking van kosten, inclusief infrastructuur en personeel
Zonder die investeringen leidt verstatelijking vrijwel zeker tot kwaliteitsverlies en slechter toezicht, zoals nu al zichtbaar is in delen van het basisonderwijs.
Groei en professionalisering dankzij ondernemerschap
De afgelopen 25 jaar is de kinderopvangsector sterk veranderd. Niet alleen in omvang, maar vooral in complexiteit en kwaliteitseisen. Waar in de jaren ’90 kleinschalige opvang en peuterspeelzalen nog gangbaar waren, is de sector inmiddels uitgegroeid tot een professioneel domein met hoge verwachtingen op het gebied van:
- veiligheid en hygiëne
- pedagogisch beleid
- toezicht en inspectie
- personele bezetting
- administratieve verantwoording
Deze enorme ontwikkeling is grotendeels mogelijk geweest dankzij het initiatief van ondernemers in de kinderopvangsector. Zij hebben geïnvesteerd in gebouwen, medewerkers, kwaliteitssystemen en innovatie, vaak met snelheid en flexibiliteit die in het publieke domein lastiger te realiseren is.
In organisaties die onderdeel zijn van overheden of stichtingen is deze ondernemende dynamiek vaak niet of minder aanwezig. Hier spelen vaak langere besluitvormingstrajecten, minder financiële risico’s en beperktere ruimte voor aanpassing of schaalvergroting.
Dit betekent niet dat publiek georganiseerde opvang per definitie slechter is, maar wel dat het succes en de kwaliteit van het huidige kinderopvangstelsel mede te danken zijn aan het ondernemerschap en de slagkracht van private aanbieders. Deze hebben ervoor gezorgd dat de sector kon meebewegen met de almaar groeiende eisen vanuit wet- en regelgeving.
Wat betekent dit voor ouders?
Voor ouders die gebruikmaken van kinderopvang is het belangrijk om te weten dat:
- De opvanglocatie jaarlijks streng gecontroleerd wordt.
- Je kind opgevangen wordt in een ruimte met duidelijke kwaliteits- en veiligheidsnormen.
- Er deskundig personeel aanwezig is volgens vaste kindratio’s.
Een ogenschijnlijk simpele uitspraak als “laten we kinderopvang net als het onderwijs maken” klinkt goed, maar in de praktijk zijn de randvoorwaarden ingewikkelder, duurder én gevoeliger voor kwaliteitsverlies. Als de overheid de kwaliteit in het belangrijke publieke domein als basisonderwijs al niet op orde heeft is het niet echt wenselijk dat de kinderopvang hieronder zou gaan vallen.