Concept Wijziging Besluit kinderopvangtoeslag 2026
Dit besluit regelt de jaarlijkse indexering van de toetsingsinkomens en maximum uurprijzen voor de kinderopvangtoeslag. De jaarlijkse indexatie zorgt ervoor dat de kinderopvangtoeslag in de pas loopt met de loon- en prijsontwikkeling. Ook regelt het besluit de inzet van de middelen in 2026 voor het ingroeipad richting het nieuwe stelsel.
Er is ook een internetconsultatie geopend, welke sluit op 5 mei 2025. Onderstaand kan je het concept besluit downloaden, onder de download is een leesbare versie.
tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag in verband met de indexatie per 1 januari 2026 van de toetsingsinkomens en de maximum uurprijzen en een verhoging van de toeslagpercentages
[KetenID WGK027451]
Op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van datum openlaten , nr. nr. invullen , gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën;
Gelet op de artikelen 1.8 en 1.9, eerste en derde lid, van de Wet Kinderopvang;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van datum, nr. );
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van datum openlaten , nr. nr. invullen uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën;
HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN:
ARTIKEL I
Het Besluit kinderopvangtoeslag wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
- In onderdeel a wordt “€ 10,71” vervangen door “€ 11,23”.
- In onderdeel b wordt “€ 9,52” vervangen door “€ 9,98”.
- In onderdeel c wordt “€ 8,10” vervangen door “€ 8,49”.
B
Artikel 5a vervalt.
C
In artikel 8, derde lid, wordt “€ 159.225” vervangen door “€ 165.658” en wordt “33,3 procent” vervangen door “36,5” procent”.
D
Bijlage I. behorende bij artikel 6 van het Besluit kinderopvangtoeslag wordt vervangen door de bijlage behorende bij dit besluit.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2026.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.N.J Nobel | De Staatssecretaris van Financiën, S.Th.P.H. Palmen – Schlangen |
Bijlage, behorende bij artikel I, onderdeel D.
Toetsingsinkomen | Vergoedingspercentage | ||
vanaf | tot en met | eerste kind | volgend kind |
€ 0 | € 24.149 | 96,00% | 96,00% |
€ 24.150 | € 25.756 | 96,00% | 96,00% |
€ 25.757 | € 27.363 | 96,00% | 96,00% |
€ 27.364 | € 28.973 | 96,00% | 96,00% |
€ 28.974 | € 30.579 | 96,00% | 96,00% |
€ 30.580 | € 32.189 | 96,00% | 96,00% |
€ 32.190 | € 33.795 | 96,00% | 96,00% |
€ 33.796 | € 35.400 | 96,00% | 96,00% |
€ 35.401 | € 37.129 | 96,00% | 96,00% |
€ 37.130 | € 38.855 | 96,00% | 96,00% |
€ 38.856 | € 40.586 | 96,00% | 96,00% |
€ 40.587 | € 42.313 | 96,00% | 96,00% |
€ 42.314 | € 44.046 | 96,00% | 96,00% |
€ 44.047 | € 45.776 | 96,00% | 96,00% |
€ 45.777 | € 47.546 | 96,00% | 96,00% |
€ 47.547 | € 49.318 | 96,00% | 96,00% |
€ 49.319 | € 51.092 | 96,00% | 96,00% |
€ 51.093 | € 52.864 | 96,00% | 96,00% |
€ 52.865 | € 54.641 | 96,00% | 96,00% |
€ 54.642 | € 56.412 | 96,00% | 96,00% |
€ 56.413 | € 58.184 | 95,50% | 95,60% |
€ 58.185 | € 59.957 | 94,80% | 95,60% |
€ 59.958 | € 61.895 | 93,90% | 95,60% |
€ 61.896 | € 65.695 | 92,40% | 95,60% |
€ 65.696 | € 69.492 | 91,60% | 95,20% |
€ 69.493 | € 73.292 | 90,50% | 94,60% |
€ 73.293 | € 77.094 | 88,20% | 94,20% |
€ 77.095 | € 80.891 | 85,90% | 93,90% |
€ 80.892 | € 84.693 | 83,70% | 93,20% |
€ 84.694 | € 88.491 | 81,20% | 92,70% |
€ 88.492 | € 92.291 | 78,90% | 92,20% |
€ 92.292 | € 96.091 | 76,70% | 91,50% |
€ 96.092 | € 99.889 | 74,30% | 90,90% |
€ 99.890 | € 103.694 | 72,10% | 90,50% |
€ 103.695 | € 107.492 | 69,60% | 90,20% |
€ 107.493 | € 111.290 | 67,30% | 89,50% |
€ 111.291 | € 115.090 | 65,10% | 89,10% |
€ 115.091 | € 118.963 | 62,70% | 88,60% |
€ 118.964 | € 122.857 | 60,60% | 87,90% |
€ 122.858 | € 126.747 | 58,50% | 87,40% |
€ 126.748 | € 130.638 | 56,40% | 87,00% |
€ 130.639 | € 134.527 | 54,20% | 86,70% |
€ 134.528 | € 138.420 | 52,30% | 86,00% |
€ 138.421 | € 142.312 | 50,40% | 85,40% |
€ 142.313 | € 146.205 | 48,50% | 85,00% |
€ 146.206 | € 150.092 | 46,50% | 84,40% |
€ 150.093 | € 153.982 | 44,50% | 84,00% |
€ 153.983 | € 157.877 | 42,50% | 83,30% |
€ 157.878 | € 161.766 | 40,50% | 82,70% |
€ 161.767 | € 165.657 | 38,50% | 81,70% |
€ 165.658 | € 169.547 | 36,50% | 81,40% |
€ 169.548 | € 173.440 | 36,50% | 80,60% |
€ 173.441 | € 177.335 | 36,50% | 79,70% |
€ 177.336 | € 181.223 | 36,50% | 79,10% |
€ 181.224 | € 185.114 | 36,50% | 78,20% |
€ 185.115 | € 189.002 | 36,50% | 77,70% |
€ 189.003 | € 192.896 | 36,50% | 76,90% |
€ 192.897 | € 196.789 | 36,50% | 76,20% |
€ 196.790 | € 200.681 | 36,50% | 75,50% |
€ 200.682 | € 204.571 | 36,50% | 74,50% |
€ 204.572 | € 208.458 | 36,50% | 74,00% |
€ 208.459 | € 212.353 | 36,50% | 73,30% |
€ 212.354 | € 216.242 | 36,50% | 72,50% |
€ 216.243 | € 220.134 | 36,50% | 71,80% |
€ 220.135 | € 224.026 | 36,50% | 71,20% |
€ 224.027 | € 227.915 | 36,50% | 70,40% |
€ 227.916 | € 231.807 | 36,50% | 69,60% |
€ 231.808 | € 235.697 | 36,50% | 69,10% |
€ 235.698 | 36,50% | 68,20% |
NOTA VAN TOELICHTING I ALGEMEEN DEEL
1. Inleiding
2. Wijzigingen kinderopvangtoeslag 2026
- Verhoging toeslagpercentages
De regering werkt aan de invoering van een nieuwe financiering van kinderopvang. Deze nieuwe financiering is eenvoudiger voor ouders, biedt ouders meer (financiële) zekerheid en maakt kinderopvang voor veel ouders beter betaalbaar1. Een van de maatregelen die hier aan bijdraagt, is het inkomensonafhankelijk maken van de vergoedingen. Alle werkende ouders hebben straks recht op dezelfde hoge vergoeding voor kinderopvang. Dat voorkomt dat een onverwachte stijging van het inkomen leidt tot een terugvordering.
Een plotselinge verhoging van deze vergoedingen bij invoering van de nieuwe financiering zou naar verwachting zorgen voor een grote marktschok. Bijvoorbeeld in de vorm van een plotselinge, sterke toename van de vraag naar opvang door de veel lagere kosten voor een grote groep ouders. Om dit te voorkomen is het nodig om stapsgewijs toe te werken naar deze hogere vergoedingen. Zo zal de vraag meer geleidelijk toenemen en heeft de kinderopvangsector (en daarmee de markt) meer tijd om zich aan te passen aan de (gevolgen van de) hogere vergoedingen. Daarom is in het voorjaar van 2023 budget gereserveerd voor een ingroeipad: een geleidelijke verhoging van de vergoedingspercentages in de aanloop naar de stelselwijziging.
De regering heeft in 2025 de eerste stap gezet op dit ingroeipad2. Dit betekende: een hogere kinderopvangtoeslag voor alle werkende ouders met toetsingsinkomens tussen circa € 29.400 en circa € 159.2003. Ook hebben alle werkende ouders met een inkomen tot en met € 47.4033 recht gekregen op het maximale vergoedingspercentage van 96%. Ten slotte is het verschil tussen de vergoedingspercentages voor het eerste kind en het tweede en volgende kind kleiner geworden. Daarmee werd in 2025 € 455 miljoen geïntensiveerd.
In 2026 zet de regering de volgende stap op het ingroeipad door de vergoedingspercentages opnieuw te verhogen. Alle werkende ouders met een toetsingsinkomen vanaf € 49.3194 krijgen recht op een hogere kinderopvangtoeslag. En alle werkende ouders met een toetsingsinkomen tot € 56.4134 hebben of krijgen recht op het maximale vergoedingspercentage van 96%. De vaste voet in de eerste kindtabel wordt verhoogd van 33,3% naar 36,5%. Het verschil tussen de vergoedingspercentages voor het eerste en het tweede en volgende kind wordt bovendien weer kleiner. Ten
1 Kamerstukken II 2024/25, nr. 31 322.
opzichte van 2025 bedraagt de investering in het verhogen van de vergoedingspercentages in 2026 € 199 miljoen5.
De verhogingen van de vergoedingspercentages zijn verwerkt in de kinderopvangtoeslagtabel 2026 in bijlage I, behorende bij artikel 6 van het Besluit kinderopvangtoeslag. Onderstaande figuren geven de aanpassingen van de vergoedingspercentages visueel weer.
Vergoedingspercentages KOT (1e kind)
Inkomen in duizenden euro’s (loonpeil 2025)
Figuur 2: wijzigingen vergoedingspercentages tweede kind-tabel
Vergoedingspercentages KOT (2e kind)
Inkomen in duizenden euro’s (loonpeil 2025)
- Indexering maximum uurprijzen kinderopvangtoeslag
In het Regeerprogramma koos het kabinet ervoor om de maximum uurprijzen voor de kinderopvangtoeslag in 2026 eenmalig niet te indexeren, met oog op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Het niet-indexeren zou een structurele besparing opleveren van € 338 miljoen. Een wetsvoorstel om het niet-indexeren mogelijk te maken, is op 15 januari 2025 ingediend bij de Tweede Kamer.6
Bij de voorjaarsbesluitvorming heeft het kabinet besloten om de maximum uurprijzen in 2026 wel te indexeren en om de besparingsopgave buiten het dossier kinderopvang in te vullen. Dat betekent dat de maximum uurprijzen in 2026 volgens de reguliere systematiek worden geïndexeerd. Het wetsvoorstel zal binnenkort worden ingetrokken.
De in de wet voorgeschreven reguliere indexatie is een gewogen gemiddelde van de ontwikkeling van de loonvoet bedrijven (80%) en de ontwikkeling van de consumentenprijsindex (20%) volgens het Centraal Economisch Plan (CEP) van het CPB. De indexering voor 2026 is gebaseerd op twee onderdelen. Ten eerste een correctie van de indexering in 2025 (0,85%), doordat in het CEP 2025 de geraamde loonontwikkeling over 2025 is bijgesteld van 5,2% naar 6,3% en de geraamde prijsontwikkeling van 2,8% naar 3,2%. Ten tweede de loon- en prijsontwikkeling voor 2026 (3,96%), op basis van het CEP 2025. Samengenomen leiden deze twee componenten ertoe dat de maximum uurprijzen worden geïndexeerd met 4,84%.
Tabel 1: Maximum uurprijs voor verschillende soorten opvang
Maximum uurprijs | 2025 | 2026 |
Dagopvang | € 10,71 | € 11,23 |
Buitenschoolse opvang | € 9,52 | € 9,98 |
Gastouderopvang | € 8,10 | € 8,49 |
6 Kamerstukken II 2024/25, 36680, nr. 2.
- Indexering toetsingsinkomens inkomensgroepen
3. Financiële consequenties
In het Hoofdlijnenakkoord was afgesproken om de maximum uurprijzen in 2026 niet te indexeren, met oog op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Ten tijde van het hoofdlijnenakkoord werd de besparing als gevolg hiervan – op basis van de ramingen van de macro-economische ontwikkeling destijds – geraamd op structureel € 254 miljoen per jaar. Op basis van de actuele ramingen van de economische ontwikkelingen in het Centraal Economisch Plan 2024 zou de besparing uitkomen op structureel € 337 miljoen per jaar. In de besluitvorming over de Voorjaarsnota 2025 heeft het kabinet besloten om deze voorgenomen besparing niet door te voeren.
In het HLA is afgesproken om per 2027 een nieuwe financiering van kinderopvang in te voeren. Om een goede overgang te borgen, is in de voorjaarsbesluitvorming van 2025 besloten meer tijd te nemen voor de implementatie van en overgang naar de nieuwe financiering. In 2029 moet het nieuwe financieringsstelsel in werking treden. In de aanloop naar de invoering van het nieuwe stelsel, is besloten om een geleidelijk ingroeipad te hanteren. Dit ingroeipad zorgt ervoor dat de vergoedingspercentages stijgen en geleidelijk kunnen toegroeien naar 96% voor alle werkende ouders. Voor een extra verhoging van de vergoedingspercentages in 2026 ten opzichte van 2025 is een bedrag van € 199 miljoen gereserveerd.
De indexering van de toetsingsinkomens met de gemiddelde contractloonmutatie (4,04%) is naar verwachting budgettair neutraal, omdat door de indexering de gemiddelde inkomensontwikkeling wordt verwerkt in de inkomensklassen. Dit betekent dat huishoudens gemiddeld genomen in dezelfde inkomensklasse blijven.
4. Inkomenseffecten
De verhoging van de vergoedingspercentages in dit ontwerpbesluit leidt ertoe dat kinderopvang naar verwachting goedkoper wordt voor ouders die nu nog geen vergoedingspercentage van 96% ontvangen. Het is niet mogelijk om te zeggen wat de financiële gevolgen van dit ontwerpbesluit zullen zijn voor een ieder huishouden. De exacte financiële gevolgen zijn niet alleen afhankelijk van het inkomen, het aantal kinderen, het soort opvang en het aantal afgenomen uren, maar ook van het tarief dat de opvanginstelling in rekening brengt in 2026. Om een beeld te bieden van de mogelijke financiële effecten voor verschillende huishoudens staan hieronder enkele rekenvoorbeelden. Deze rekenvoorbeelden zijn nadrukkelijk indicatief en kunnen niet
gebruikt worden om af te leiden wat de werkelijke effecten van dit besluit zijn voor een individueel huishouden.
Tabel 2: rekenvoorbeelden7
Laag inkomen (heeft in 2024 al recht op 96%) | 2025 | 2026 | Middeninkomen (1 x modaal) | 2025 | 2026 | |
Kosten opvang per jaar: | € 25.168 | € 26.386 | Kosten opvang per jaar: | € 25.168 | € 26.386 | |
KOT per jaar: | € 23.524 | € 24.666 | KOT per jaar: | € 23.524 | € 24.666 | |
Eigen bijdrage per jaar: | € 1.644 | € 1.720 | Eigen bijdrage per jaar: | € 1.644 | € 1.720 | |
6,5% | 6,5% | 6,5% | 6,5% | |||
Middeninkomen (2 x modaal) | 2025 | 2026 | Hoger inkomen | 2025 | 2026 | |
€ 25.168 | € 26.386 | Kosten opvang per jaar: | € 25.168 | € 26.386 | ||
€ 20.081 | € 21.609 | € 15.217 | € 16.509 | |||
Eigen bijdrage per jaar: | € 5.087 | € 4.777 | Eigen bijdrage per jaar: | € 9.951 | € 9.878 | |
20,2% | 18,1% | 39,5% | 37,4% |
Bovenstaande rekenvoorbeelden zijn gebaseerd op een voorbeeldsituatie met twee kinderen die beiden twee dagen per week naar de dagopvang gaan voor een verwacht mediaan tarief van € 11,00 in 2025 en € 11,53 in 2026. 8 Het enige waar de voorbeelden in verschillen is de hoogte van het toetsingsinkomen. De in de tabellen genoemde bedragen zijn in lopende prijzen. Dat betekent dat de opvangkosten, de hoogte van de vergoeding voor opvang en de hoogte van de eigen bijdrage een prijsontwikkeling bevatten die is gebaseerd op een aanname over de loon- en prijsontwikkeling. De tabellen tonen ook de eigen bijdrage als percentage van de totale opvangkosten. Dit percentage corrigeert automatisch voor deze loon- en prijsontwikkelingen. Voor een analyse van de verandering in de eigen bijdrage tussen twee jaren moet daarom gekeken worden naar deze percentages.
Deze rekenvoorbeelden laten zien dat de eigen bijdrage van de eerste twee voorbeeldhuishoudens (laag inkomen en modaal inkomen) in 2026 stabiel blijft op 6,5% van de totale kosten van kinderopvang. Deze huishoudens ontvangen in 2025 immers al het maximale vergoedingspercentage van 96%. Voor de voorbeeldhuishoudens met een dubbelmodaal inkomen en de hoogste inkomens daalt de eigenbijdrage met circa 2,1 procentpunt. Dat komt door de verhoging van de vergoedingspercentages in het kader van het ingroeipad, zoals vermeld staat in hoofdstuk 2 van dit ontwerpbesluit.
5. Uitgebrachte adviezen
7 De rekenvoorbeelden gaan uit van de wijzigingen in de hoogte van de kinderopvangtoeslag zoals die in dit ontwerpbesluit vermeld staan, en van de in april 2025 meest recente ramings- en uitvoeringsinformatie. Daarmee geven deze rekenvoorbeelden een accurater beeld dan de rekenvoorbeelden die in februari 2025 zijn gegeven in antwoord op vragen van het lid Paulusma (D66; 2025Z01205) en het lid Welzijn (NSC; 2025Z00806)
8 Deze tarieven liggen boven de maximum uurprijzen in 2025 en 2026. Als een kinderopvangorganisatie een hoger of lager tarief rekent dan in deze rekenvoorbeelden is aangehouden, zijn de gevolgen voor de hoogte van de eigen bijdrage ook anders.
Dienst Toeslagen heeft een uitvoeringstoets gedaan op een eerdere versie van dit ontwerpbesluit. In deze versie zouden de maximum uurprijzen in 2026 niet worden geïndexeerd, zoals was afgesproken in het Regeerprogramma. Bij de voorjaarsbesluitvorming heeft het kabinet besloten om de maximum uurprijzen in 2026 wel te indexeren. Dienst Toeslagen verwerkt de gevolgen van deze keuze momenteel in de uitvoeringstoets.
6.
Gevolgen regeldruk
Deze wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag heeft geen gevolgen voor de regeldruk van bedrijven, burgers en uitvoerende professionals. Zowel de aanpassing van de maximum uurprijzen en de toetsingsinkomens, als de ophoging van de vergoedingspercentages hebben geen effect op de regeldruk van ouders. Er is immers geen sprake van een aanpassing in het aanvraagproces.
Het adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een
formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk heeft.
7. Uitkomsten internetconsultatie
PM (internetconsultatie volgt in april)
8. Resultaten voorhangprocedure
Dit besluit is op PM aangeboden9 aan de voorzitter van de Eerste en Tweede Kamer voor de op grond van artikel 3.4 van de Wet kinderopvang verplichte voorhangprocedure van vier weken. PM: uitkomst voorhangprocedure.
9. Inwerkingtreding
Dit besluit wordt uiterlijk op 15 oktober 2025 gepubliceerd en treedt in werking met ingang van 1 januari 2026, zijnde de aanvang van een nieuw berekeningsjaar. Daarmee is voldaan aan het kabinetsbeleid over vaste verandermomenten en een minimuminvoeringstermijn voor regelgeving, zoals neergelegd in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Op grond van dat beleid treedt een algemene maatregel van bestuur op 1 januari of 1 juli in werking en vindt publicatie plaats uiterlijk twee maanden voor inwerkingtreding.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdelen A en B (artikel 4 en 5a)
Artikel I, onderdeel B, regelt dat artikel 5a vervalt. Omdat de indexeringssystematiek van artikel 5 wordt gevolgd, wordt er niet in afwijking van artikel 5 geïndexeerd. Artikel 5a komt daarom te vervallen.
Artikel I, onderdeel C (artikel 8)
In artikel 8, derde lid, van het Besluit kinderopvangtoeslag is vastgelegd vanaf welk toetsingsinkomen de ouder voor de kosten van kinderopvang van het eerste kind een kinderopvangtoeslag ontvangt ter hoogte van 36,5 procent van die kosten. Dit percentage (de vaste voet) is met ingang van 2026 verhoogd van 33,3 procent naar 36,5 procent. De inkomensgrens wordt met ingang van 2026 veranderd in € 165.658. Ouders met een toetsingsinkomen van € 165.658 en hoger krijgen een tegemoetkoming ter hoogte van de vaste voet (36,5 procent).
Artikel I, onderdeel D (Bijlage I)
Met dit onderdeel wordt bijlage I behorende bij het Besluit kinderopvangtoeslag vervangen door de bijlage behorende bij dit besluit. Voor de berekening van kinderopvangtoeslag is in deze bijlage de verdeling van de toetsingsinkomens in inkomensgroepen geregeld.
Deze nota van toelichting wordt ondertekend mede namens de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.N.J. Nobel