Bouwbesluit 2012

Kinderopvang

Een groot aantal voorschriften over het (ver)bouwen, gebruiken en slopen van gebouwen en andere bouwwerken is samenge-voegd in het Bouwbesluit 2012. Dit besluit is in de plaats gekomen van het Bouwbesluit 2003, de daarbij behorende ministeriële regeling, het Gebruiksbesluit en een aantal voorschriften uit de gemeentelijke bouwverordeningen. Het Bouwbesluit 2012, dat sinds 1 april 2012 geldt, bevat ook enkele nieuwe voorschriften.

Sinds 2005 bevat het Bouwbesluit specifieke eisen voor kinderop-vang. Hieronder vallen kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, buitenschoolse of 24-uursopvang. De meeste specifieke eisen gelden voor kinderopvang waar geslapen wordt en kinderopvang voor kinderen jonger dan vier jaar. Dit informatieblad geeft een beknopt overzicht van de belangrijkste voorschriften voor kinderopvang uit het Bouwbesluit 2012 en de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van het Bouwbesluit 2003.

Wanneer een nieuwe kinderopvang wordt gebouwd, dan gelden de nieuwbouwvoorschriften. Voor een bestaande kinderopvang gelden de voorschriften voor bestaande bouw. Wordt een bestaande kinderopvang verbouwd,dan gelden de voorschriften voor verbouw. De verbouwvoorschriften gelden alleen voor die delen van het gebouw die daadwerkelijk worden verbouwd.

Wordt een bestaand gebouw (bijvoorbeeld een kantoorgebouw) getransformeerd tot een nieuwe kinderopvang dan gelden de eisen voor bestaande bouw of voor verbouw. Meer informatie over verbouw en transformatie (“functiewijziging”) kunt u vinden in het informatieblad verbouw en functiewijziging.

De subgebruiksfunctie ‘bijeenkomstfunctie voor kinderopvang’

De eisen in het Bouwbesluit 2012 zijn, net als in het Bouwbesluit 2003, afgestemd op het gebruik van het gebouw en de verschillende ruimtes daarin. Er zijn twaalf ‘gebruiksfuncties’ waarvan de meeste zijn onderverdeeld in ‘subgebruiksfuncties’. Iedere vorm van kinderopvang valt onder de ‘bijeenkomstfunctie’ en meer specifiek onder de subgebruiksfunctie ‘bijeenkomstfunctie voor kinderop-vang’. Bij sommige voorschriften wordt deze subgebruiksfunctie verder gespecificeerd. Voor de “subgebruiksfunctie voor kinderop-vang met bedgebied” gelden bijvoorbeeld zwaardere brandveilig-heidseisen. Reden daarvoor is dat in deze opvang ook wordt geslapen. Ook kunnen baby’s en peuters zich in noodsituaties niet goed zelf redden, daarom zijn er specifieke eisen opgenomen die gelden voor de subgebruiksfunctie “bijeenkomstfunctie voor kinderopvang voor kinderen jonger dan vier jaar”. Voor buiten-schoolse opvang, die gericht is op kinderen in de basisschoolleeftijd en waar niet wordt geslapen, zijn de eisen voor kinderopvang gelijk aan de eisen voor een een onderwijsfunctie. Daardoor blijft het mogelijk om dit type kinderopvang in een schoolgebouw onder te brengen zonder dat het gebouw aan zwaardere eisen moet voldoen.

Niveau van eisen

Het Bouwbesluit maakt onderscheid tussen bouwvoorschriften voor nieuwbouw, verbouw en bestaande bouw.

Hoewel op grond van het Bouwbesluit 2012 vaak volstaan kan worden met de lage voorschriften voor bestaande bouw, is het echter voor de brandveiligheidsvoorschriften soms verstandig om vrijwillig aan de zwaardere voorschriften voor nieuwbouw te voldoen. De extra veiligheid die dit oplevert kan voordeel bieden, omdat er dan minder zware eisen hoeven te worden gesteld aan de bedrijfshulpverleningsorganisatie. De bouwkundige en installatie-technische veiligheid spelen namelijk een belangrijke rol bij het vaststellen van het niveau van de volgens de Arbo-wet noodzakelijke organisatorische maatregelen. Het is aan de eigenaar van een kinderopvang om hierin een keuze te maken.

Brandveilig gebouw

In het Bouwbesluit 2012 staan specifieke voorschriften voor de brandveiligheid van nieuw te bouwen kindercentra waar ook geslapen wordt (kinderopvang met bedgebied). Hiervoor zijn de eisen aan bijvoorbeeld vluchtroutes, brand- en rookscheidende wanden en zelfsluitende deuren zwaarder dan bij andere kinderop-vang. Kinderdagverblijven voor kinderen jonger dan vier jaar en

24-uursopvang hebben een bedgebied. In dat geval is een hoger brandveiligheidsniveau logisch omdat zeer jonge of slapende kinderen zich niet zelfstandig kunnen redden. Het Bouwbesluit 2012 eist daarom dat elke slaapruimte in deze voorzieningen in een ‘beschermd subbrandcompartiment’ ligt met een beperkte omvang van maximaal 200 m2. In dat beschermde subbrandcompartiment mogen ook andere ruimten van de kinderopvang liggen. De beperkte oppervlakte en het uitgangspunt dat daarin niet meer dan twee groepen van maximaal 16 kinderen met begeleiding verblijven, maken een snelle evacuatie mogelijk van een beschermd subbrand-compartiment. Een beschermd subbrandcompartiment is te vergelijken met een soort aparte doos binnen het gebouw die enige tijd bescherming biedt tegen branduitbreiding.

De aanvrager van de omgevingsvergunning is vrij om zelf te bepalen welke ruimten van de kinderopvang samen in één beschermd subbrandcompartiment liggen. Zo kunnen bijvoorbeeld een groepsruimte met bijbehorende slaap- en sanitaire ruimten in één beschermd subbrandcompartiment liggen. Dat geldt ook voor bijvoorbeeld twee slaapruimten met de bijbehorende groepsruim-ten samen, mits de totale oppervlakte van het subbrandcomparti-ment niet groter is dan 200 m². De twee groepsruimten hoeven dan niet onderling te worden gescheiden door een brandwerende deur en ook tussen de slaapruimten en de andere ruimten in het beschermde subbrandcompartimenten hoeft geen brandscheiding te zijn. Binnen één beschermd subbrandcompartiment is dus ook een eenvoudige niet brandwerende schuifwand toegestaan en hoeven er geen deurdrangers op de deuren te zitten.

Brandveilig gebruik en installaties

In het Bouwbesluit 2012 zijn de voorschriften van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Gebruiksbesluit) opgenomen. In het Bouwbesluit 2012 staan dus de voorschriften over bijvoorbeeld brandmeldinstallaties, blustoestellen (brandblussers), de brandvei-ligheid van de ‘aankleding’ (zoals gordijnen, vloerbedekking, posters, tekeningen en slingers) en het niet mogen belemmeren van vluchtroutes.

Rookmelders of een brandmeldinstallatie

In het Bouwbesluit 2012 zijn de eisen voor de aanwezigheid van een brandmeldinstallatie vereenvoudigd (artikel 6.20). Een brandmeld-installatie (met volledige bewaking) is noodzakelijk bij een kinderopvang voor kinderen jonger dan vier jaar met een gebruiks-oppervlakte van meer dan 200 m2 of als er meer dan zes kinderbed-jes zijn op de eerste verdieping of hoger. Alleen in het laatste geval moet de brandmeldinstallatie automatisch doormelden naar de brandweer.

Als de kinderopvang kleiner is dan 200 m2 of als er minder dan zes kinderbedjes zijn op de eerste verdieping of hoger kan volstaan worden met rookmelders in ruimten waardoor gevlucht moet kunnen worden (artikel 6.21, vierde lid).

Brandblusmiddelen

Door de eisen uit het Bouwbesluit 2003 en het Gebruiksbesluit over brandslanghaspels en andere handbrandblustoestellen nu in een afdeling op te nemen is de samenhang tussen deze voorschriften verduidelijkt.

In alle kindercentra (dus ook bij buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen) moeten voldoende brandslanghaspels of andere handbrandblustoestellen aanwezig zijn (artikel 6.28 en het eerste lid van artikel 6.31). Als niet de hele ruimte met een waterstraal van een brandslanghaspel bereikbaar is, dan zijn aanvullende hand-brandblusmiddelen nodig voor de rest van de ruimte.

Voorkom dat er brand ontstaat

Gordijnen, vloerbedekking, versiering, meubelen en speeltoestellen die volgens het Gebruiksbesluit voldoende brandveilig waren zijn dat nog steeds onder het Bouwbesluit 2012. Natuurlijk is het verstandig om in een kindercentrum brandvertragende slingers en versieringen te gebruiken. Maar het is niet nodig om knutselwerkjes en zelfgemaakte slingers of tekeningen en posters te weren. Zolang er niet overdreven veel tekeningen aan de muur of slingers door de klas hangen, is dit niet brandgevaarlijk. Er is dan sprake van een ‘ondergeschikte bijdrage aan het brandgevaar’ (artikel 7.4, eerste lid). Gebruik hierbij wel het gezonde verstand (artikel 7.10). Belangrijk is bijvoorbeeld om alle versieringen, tekeningen knutselwerkjes, stoffen en speeltoestellen op een veilige afstand van hittebronnen, zoals gloei- of halogeenlampen, te houden.

Houdt branddeuren gesloten

Als een deur in een brandscheiding open blijft staan, dan is de brandscheiding in een klap nutteloos. Een dergelijke deur moet daarom zelfsluitend zijn (artikel 6.26) en mag nooit worden geblokkeerd (artikel 7.3). Indien zo’n zelfsluitende deur onhandig is, kunnen ook automatische kleefmagneten of zelf dichtsturende deurdrangers worden gebruikt. Die zorgen ervoor dat de deur bij brand gesloten wordt.

Zorg dat je in geval van nood snel kan vluchten

Zorg dat vluchtroute-aanduidingen zichtbaar en vluchtroutes bruikbaar blijven. Hang slingers, tekeningen en versieringen niet aan rookmelders, brandblussers of andere brandveiligheidsvoorzie-ningen (artikel 7.16).

Zorg dat vluchtroutes niet geblokkeerd worden door inventaris, speelgoed, lesmateriaal, wandelwagens. Wijs ouders een plek aan waar wandelwagens en dergelijke veilig geparkeerd kunnen worden.

Doe deuren in vluchtroutes nooit op slot (artikel 7.12). Traphekjes en kinderveilige sloten kunnen voorkomen dat kinderen in gevaar komen. Deze zaken mogen echter niet hinderen bij het vluchten bij brand. Zorg dus altijd voor een traphekje of een kinderveilig slot dat bij brand door het personeel onmiddellijk kan worden geopend of kies een andere geschikte oplossing. Belangrijk is dat het vluchten bij brand regelmatig wordt geoefend en dat het openen van deuren en eventueel aanwezige traphekjes daarvan onderdeel uitmaakt. Bij deze oefeningen wordt duidelijk of een snelle ontvluchting mogelijk is en of zich eventuele problemen voordoen.

Binnenmilieu Ventilatie

Het binnenmilieu in een kinderopvang is heel belangrijk. Elke kinderopvang moet daarom een ventilatievoorziening en een ‘spuivoorziening’ hebben. De spuivoorziening is bedoeld om in korte tijd een ruimte te kunnen verversen met lucht (spuien). Dit kan nodig zijn om bijvoorbeeld de lucht van een vieze luier snel af te kunnen voeren, of de ruimte snel te kunnen drogen nadat de vloer is gedweild. Aan de eis van een spuivoorziening wordt al snel voldaan als een raam en een deur tegenover elkaar open kunnen worden gezet. De spuiventilatie mag ook verzorgd worden door de normale ventilatievoorziening mits de vereiste spuicapaciteit gehaald wordt (artikel 3.42).

De eisen aan de ventilatie en de spuivoorziening gelden zowel voor nieuwe als bestaande kindercentra. Ze zijn van toepassing op alle verblijfsruimten, dus niet alleen op de slaapruimte(n).

De eisen voor de spuivoorziening voor een kinderopvang zijn inhoudelijk gelijk gebleven. Met het Bouwbesluit 2012 zijn wel enkele wijzigingen doorgevoerd in de eisen voor de gewone ventilatievoorziening. Deze wijzigingen sluiten aan op het programma Nationale Aanpak Milieu en Gezondheid. Dit program-ma is erop gericht om ook bij bestaande kinderdagverblijven de kwaliteit van de binnenlucht te waarborgen. De eis aan de ventilatiecapaciteit voor bestaande bouw is net als bij nieuwbouw afhankelijk gesteld van het aantal personen (kinderen en volwassenen). Net als in het programma Nationale Aanpak Milieu en Gezondheid krijgt een bestaande kinderopvang enige tijd om indien nodig maatregelen te treffen. In artikel 9.2, lid 8 staat dat de nieuwe ventilatie-eis voor een bestaande bijeenkomstfunctie voor kinderopvang niet op 1 april 2012 maar op 1 april 2017 van toepassing is. Deze overgangstermijn is ingevoerd omdat de nieuwe ventilatie-eisen voor bestaande kinderopvang in veel gevallen zal leiden tot aanpassingen en investeringen. Vooral in slaapkamers met stapelbedjes is sprake van een forse verzwaring van de ventilatie-eis. Eigenaren van bestaande kinderopvang wordt geadviseerd een deskundig advies in te winnen over de consequenties van de nieuwe ventilatie-eisen en in hun investeringsplan rekening te houden met de eventuele aanpassingen.

Bescherming tegen geluid

De voorschriften in het Bouwbesluit 2012 over geluidsisolatie tegen omgevingsgeluid moeten voorkomen dat er in de kinderopvang een onaanvaardbaar geluidsniveau ontstaat door omgevingslawaai van bijvoorbeeld verkeer, fabrieken of vliegtuigen. Voor een kindercentrum gelden hiervoor nu dezelfde eisen als voor een schoolgebouw. Deze nieuwe eisen gelden alleen bij de nieuwbouw van een gebouw voor kinderopvang en dus niet voor een nieuwe of een bestaande kinderopvang in een bestaand gebouw.

Nieuw in het Bouwbesluit 2012 is de eis aan de geluidsproductie van installaties voor luchtverversing, warmteopwekking en warmtete-rugwinning. Een dergelijke installatie moet in een speelruimte, een slaapruimte of een andere verblijfsruimte van een kinderdagverblijf fluisterstil zijn. Dit betekent een installatiegeluidsniveau van ten hoogste 35 dB. Deze nieuwe eis geldt alleen bij de nieuwbouw van een gebouw voor kinderopvang.

Daglicht

Op grond van het Bouwbesluit 2012 moet in elke ruimte waarin kinderen of personeel verblijven, daglicht kunnen binnenvallen, behalve in een slaapvertrek (bedruimte). Omdat men in een slaapvertrek het daglicht wil kunnen buitensluiten, hoeft deze ruimte geen ramen te hebben. Voor zowel nieuwe als bestaande kindercentra gelden dan dezelfde daglichteisen als voor het basisonderwijs. Het gestelde minimum komt veelal overeen met de huidige praktijk: in speelruimten zitten over het algemeen meer ramen. Natuurlijk is er geen bezwaar als af een toe een raam wordt geblindeerd bijvoorbeeld in een toneel- of huttenkamer.

Veiligheid bij hoogteverschillen

Het Bouwbesluit bepaalt voor alle gebruiksfuncties dat men niet zomaar van de rand van een vloer naar beneden moet kunnen vallen. Bij een hoogteverschil van meer dan 1 meter moet bij nieuwbouw een hekwerk of borstwering (de officiële term is ‘vloerafscheiding’) worden gemaakt.

Om de kinderen in een kinderopvang tegen vallen te beschermen geldt dit daar ook. In de praktijk betekent dit dat bij een nieuw kindercentrum een vloerafscheiding met openingen in de onderst

70 cm van het hek mag, als die openingen een diameter hebben van maximaal 10 cm. Dit ter voorkoming dat kinderhoofdjes vast komen te zitten. De openingen in de rest van het hek mogen een diameter hebben van maximaal 20 cm.

Bij een kinderopvang voor kinderen jonger dan vier jaar is de eis iets zwaarder. Over de volle hoogte van het hekwerk mag de diameter van een opening niet meer zijn dan 10 cm. Voorheen mocht boven de 70 cm een opening aanwezig zijn met een diameter van maximaal 50 cm.

Daarnaast mag het hek tussen een hoogte van 20 en 70 cm geen opstapmogelijkheid hebben. Dit voorkomt dat kinderen over het hek kunnen klauteren. Deze eisen gelden ook voor hekken langs een trap of hellingbaan.

Voor een kinderopvang voor kinderen vanaf vier jaar zijn de eisen aan de afmetingen van de vloerafscheiding en het voorkomen van opstapmogelijkheden gelijk aan die voor een schoolgebouw voor het basisonderwijs. Bij een bestaand gebouw zijn de eisen aan de vloerafscheiding lager dan de nieuwbouweisen. Echter, bij een kinderopvang voor kinderen jonger dan vier jaar in een bestaand gebouw mag tot een hoogte van 60 cm de afstand tussen de spijlen niet groter zijn dan bij nieuwbouw, dus maximaal 10 cm. Dit ter voorkoming van vastzittende hoofdjes tussen de spijlen.

Ook bij een vloerafscheiding geldt dat de situatie na een verbouwing niet slechter mag worden dan voor de verbouwing. Daarbij gaat het om de sterkte, de hoogte, de afmetingen van de openingen en de afwezigheid van opstapmogelijkheden voor kindervoetjes. Daar waar een vloer uitkomt op een trap hoeft volgens het Bouwbesluit geen vloerafscheiding te zijn (artikel 2.17). Een traphekje hoeft daarom niet te voldoen aan de eisen voor een vloerafscheiding.

Grootte van verblijfsruimten

Volgens het Bouwbesluit 2012 moet een verblijfsgebied van een kinderopvang bij nieuwbouw minstens 5 m² groot zijn. Een verblijfsgebied kan naar eigen keuze worden ingedeeld. In het ingedeelde verblijfsgebied moet wel minimaal één verblijfsruimte zijn, maar meer mag ook. Elke verblijfsruimte moet wel voldoen aan de eisen die hiervoor gelden vanuit veiligheid en gezondheid. Net als voorheen moet de hoogte boven de vloer ten minste 2,6 m bedragen. Het Bouwbesluit 2012 stelt bij nieuwbouw geen eisen meer aan de oppervlakte en breedte van een verblijfsruimte. Meer over de indeelbaarheid van verblijfsgebieden in verblijfsruimten staat in het infoblad vrije indeelbaarheid. Bij bestaande bouw geldt geen eis meer voor de minimale vloeroppervlakte van verblijfsruimten. Wel geldt nog steeds een hoogte boven de vloer van minimaal 2,1 m.

Bij verbouw gelden nu, net als bij nieuwbouw, geen eisen meer voor de minimale vloeroppervlakte van een verblijfsruimte. Na een verbouwing moet de hoogte boven de vloer van een verblijfsgebied en van een verblijfsruimte ten minste 2,1 m bedragen, ongeacht de hoogte hiervan voor de verbouwing.

Toiletruimten

Volgens het Bouwbesluit 2012 moet een nieuw te bouwen kinderop-vang minimaal twee toiletten hebben. In aanvulling daarop mogen op één toiletruimte niet meer dan 30 personen zijn aangewezen. Is een kinderopvang bestemd voor bijvoorbeeld 70 personen, dan zullen er ten minste drie toiletruimten moeten zijn. Bij bestaande bouw kan volstaan worden met één toiletruimte op 45 personen. Het Bouwbesluit kent hierbij geen onderscheid tussen toiletten voor kinderen en volwassen. Een toilet toegankelijk voor gehandi-capten is pas vereist als de het gebruiksoppervlak van de kinderop-vang groter is dan 400 m2.

Gemeentelijk toezicht

Bij nieuwbouw van een kinderopvang verstrekt de gemeente een omgevingsvergunning voor het bouwen (bouwvergunning) alleen als aan de nieuwbouwvoorschriften uit het Bouwbesluit 2012 wordt voldaan. Van die bouwvergunning mag vervolgens niet worden afgeweken.

De gemeente kan daarnaast ook bestaande gebouwen controleren en toetsen aan de voorschriften uit het Bouwbesluit 2012 voor de bestaande bouw. Wanneer een bestaande kinderopvang niet voldoet aan deze voorschriften, kan de gemeente verlangen dat het pand wordt aangepast. De eigenaar van het kindercentrum wordt dan aangeschreven om de zaken die niet voldoen aan de voorschriften binnen een bepaalde termijn op te lossen. Doet de eigenaar dit niet, dan mag de gemeente zelf tot actie overgaan en de kosten op de eigenaar verhalen.

Voor een kindercentrum is een gebruiksvergunning noodzakelijk, omdat er dagverblijf wordt verschaft aan meer dan 10 kinderen jonger dan 12 jaar. Indien een kindercentrum niet aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012 voldoet kan de gemeente de gebruiksvergunning weigeren, intrekken of beperkingen aan het gebruik stellen. Bij een aanvraag van een bouwvergunning of gebruiksvergunning mogen door de gemeente geen aanvullende bouwtechnische eisen worden gegeven.

Deze informatie is afkomstig van voorlichtingsbrochure.