Het opleidingsniveau in de kinderopvang is een onderwerp dat voor veel discussie kan zorgen. De kinderopvang heeft in de laatste 20 jaar een enorme groei meegemaakt, ook in aanpassingen van de opleidingsniveaus.  

  • Professionalisering en kwaliteitsverbetering: In Nederland heeft er in de afgelopen decennia een grotere nadruk gelegen op professionalisering in de kinderopvangsector. Dit omvatte onder andere een toename van het aantal medewerkers met relevante beroepsopleidingen en certificeringen.
  • Kwalificatie-eisen: In 2018 werd de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (IKK) van kracht. Deze wet bracht veranderingen met zich mee op het gebied van kwalificatie-eisen voor medewerkers in de kinderopvang. Zo werd bijvoorbeeld het beroepsprofiel voor pedagogisch medewerkers geactualiseerd en werden er strengere opleidingsvereisten ingevoerd.
  • Toezicht en handhaving: Het toezicht op de kinderopvangsector werd versterkt, wat betekent dat kinderopvangorganisaties zich strikter moeten houden aan de kwaliteitsnormen, waaronder de inzet van gekwalificeerd personeel. Terwijl bij onderwijs het geen probleem is dat er onbevoegde krachten voor de klas staan, is dat bij de kinderopvang wel een groot probleem.
  • Bijscholing en professionaliseringstrajecten: Er werden meer mogelijkheden geboden voor bijscholing en nascholing voor kinderopvangmedewerkers, om hun kennis en vaardigheden up-to-date te houden en te verbeteren.
  • Focus op VVE-programma’s: Er was een toenemende aandacht voor Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) programma’s, waarvoor medewerkers specifieke training kunnen volgen om jonge kinderen met een taalachterstand te ondersteunen.

Nu hebben maatregelen altijd ook gevolgen die niet altijd wenselijk zijn. Zo kan je stellen dat :

  • Kosten en toegankelijkheid: Een hoger opleidingsniveau kan leiden tot hogere kosten, zowel voor de werknemers als voor de kinderopvangorganisaties. Dit kan de toegankelijkheid van kinderopvang beperken, vooral voor gezinnen met lagere inkomens. (door Rijksoverheid worden de toenemende opleidingskosten niet vergoed bij de kinderopvangtoeslag, mogelijk ook één van de redenen waarom de uurtarieven kinderopvang steeds meer afwijken van de maximum uurtarieven kinderopvangtoeslag)
  • Praktische vaardigheden: Het hebben van een diploma betekent niet per se dat iemand een goede medewerker voor de kinderopvang is. Sommigen beweren dat de praktische vaardigheden en ervaring die niet noodzakelijk met een hogere opleiding komen, net zo waardevol kunnen zijn in de kinderopvang.
  • Tekort aan arbeidskrachten: Het streven naar hogere opleidingsniveaus kan leiden tot een tekort aan gekwalificeerd personeel in de kinderopvang, omdat niet iedereen bereid of in staat is om de benodigde opleidingen te volgen.

Aan de andere kant levert het ook voordelen op:

  • Kwaliteit van de zorg: Een hoger opgeleid personeelsbestand kan leiden tot een hogere kwaliteit van de kinderopvang, met aandacht voor de ontwikkeling en het welzijn van kinderen.
  • Vroege educatie: Onderzoek heeft aangetoond dat de vroege jaren van een kind cruciaal zijn voor hun ontwikkeling. Goed opgeleide medewerkers kunnen bijdragen aan een stimulerende omgeving voor leren en groei.
  • Veiligheid en welzijn: Medewerkers met een hoger opleidingsniveau kunnen beter in staat zijn om de veiligheid en het welzijn van kinderen te waarborgen, en om te gaan met noodsituaties.
  • Ouderbetrokkenheid: Ouders hebben vaak vertrouwen in kinderopvangcentra met hoogopgeleid personeel, wat kan bijdragen aan een goede ouderbetrokkenheid.

De vraag is of het opleidingsniveau in de kinderopvang soms doorschiet. Het behalen van Taaltoets 3F (verplicht in 2025) is daar een voorbeeld van. Het is belangrijk dat de Nederlandse taal goed gesproken wordt bij de kinderopvanglocaties, maar het behalen van een taaltoets is niet per se een indicatie van iemands bekwaamheid als kinderopvangmedewerker. Daarbij heeft het eerder een groot belang en invloed bij jongere kinderen op een kinderdagverblijf dan bij kinderen op de buitenschoolse opvang. Schoolgaande kinderen komen naast de school en ouders op veel meer manieren in contact met “taal”, zoals vriendjes, TV, sociale media etc.

In de praktijk zijn er veel problemen bij het behalen van de taaltoets en met name bij in het centrale examen luisteren en lezen. Studenten struikelen over teksten en fragmenten over abstracte thema’s als ‘drogredeneringen’ en het analyseren van krantenartikelen.

Wat is jouw mening bij onderstaande stellingen?

Stelling: De verplichting (in 2025) van Taaltoets 3F is belangrijk voor kwalitatieve opvang van de kinderen.
Stelling: Mijn kinderopvangorganisatie biedt genoeg opleidingsmogelijkheden aan de medewerkers
Stelling: Het hebben van de theoretische kennis maakt een medewerker beter geschikt voor werken in de opvang dan een medewerker met ruime praktische ervaring.
Stelling: Kinderopvangmedewerkers die een door hun werkgever gefinancierde opleiding niet succesvol afronden, moeten een deel van de opleidingskosten terugbetalen.
Stelling: Kinderopvangmedewerkers moeten regelmatig worden geëvalueerd en beoordeeld op hun prestaties en professionele groei.
Stelling: Kinderopvangorganisaties moeten verplichte bijscholing en professionele ontwikkelingskansen bieden aan hun medewerkers.
Stelling: Het is de eigen verantwoordelijkheid van kinderopvangmedewerkers om hun professionele ontwikkeling te bevorderen door actief opleidingen en trainingen te zoeken en bij te wonen.
Stelling: Kinderopvangpersoneel moet verplichte training krijgen in het herkennen en omgaan met kindermishandeling en het bevorderen van veilige omgevingen.